8 maart 2023 Een vrouwendag

“Als gij niet wordt als kleine kinderen, zult gij het Rijk der Hemelen niet binnengaan.”

Ik sta op de dansvloer, en ineens zie ik de schoonheid van het moment. Hoe mooi en bijzonder is het dat ik samen met mijn moeder mag lopen, beiden op weg naar het kind dat we waren, dat we hadden willen zijn, niet mochten zijn. Zoveel herkenning en toch ieder ons eigen pad.

Mijn moeder en ik hebben een soort symbiotische relatie. Ik voel haar pijn en haar verdriet, ik beleef haar angsten en haar plezier. Ik hou heel veel van haar. Wat is dat toch, houden van? En kan ik dan net zoveel van mij houden als van haar? Deze vragen zijn aanleiding voor mijn zoektocht. Wat maakt dat ik me zo verstrengeld voel met haar? Hoe kan ik onze verstrengeling ontwarren, zodat we naast elkaar kunnen staan. Kort geleden schreef ik de toen prachtige zin “Ik ben haar schouders waarop ik sta”. Als ‘een Escher’ in elkaar geklonken, versmolten. Mijn uitdaging nu om het schilderij uit elkaar te trekken, zodat we ieder op ons eigen schouders kunnen vertrouwen.

Lieve mama, daar sta je dan tegenover mij en zegt: “Ik ben lastig hè?”

Er valt een stilte en het stormt. In mij, tussen ons. Ineens zie ik jou als klein meisje tegenover je eigen moeder staan en tegelijk zie ik mij als kleine meid tegenover jou. Allebei met dat zelfde zinnetje, ‘ik ben lastig hè?’.

Later vertel je me, dat je altijd te horen kreeg dat je zo’n rustig kind was. Je was 3e in het gezin waarin elk jaar een kind geboren werd. Monica, je oudere zusje, had een flinke rugzak bij de geboorte meegekregen, en vroeg veel aandacht. Zo niet alle aandacht. Ik zie jou dan wel als braaf en rustig kind rond hobbelen. Waar was er immers plaats voor jou? Je trok je eigen plan en speelde veel alleen. Je vertelt graag over de weilanden dicht bij jullie huis, vandaag de dag volgebouwd met straten, spoorlijn en de RAI. Eens weilanden, uitgestrekte velden. Eens. Toen jij een meisje was. Daar speelde je veel. Alleen. Dat vond je prima.

En nu, ergens in je laatste fase van dit leven, nu begin je je uit te spreken, voor jezelf op te komen, jezelf te laten zien. Goeie gesprekken en verdriet wisselen elkaar af met de slappe lach, eindeloos spelletjes spelen, en ineens gekke geluiden maken waarna je opgewekt en trots zegt: “goed hè, kan ik dat!” Het is alsof je eindelijk dat kind mag zijn, waar destijds geen ruimte voor was.

Je bent je bewust dat je nu soms lastig bent. Althans, dat ik jou wel eens lastig zou kunnen vinden.

Maar nee, zeker niet, ik vind jou niet lastig. De situatie kan soms wel een uitdaging zijn. Maar lastig, nee, dat ben je niet.

Wat is lastig? Als ik mezelf wegcijfer ben ik niet lastig. Als ik me aanpas, me niet uitspreek, mee ga met de ander, ben ik niet lastig. Niemand tot last.

Ik was wèl lastig. Dat werd mij als kind verteld. Ik liet van me horen. Ik was druk en enthousiast en moest van alles delen. Ik kon aan één stuk door praten. Er was ook zoveel te vertellen!

Tot dat zinnetje van jou, ‘kan je alsjeblieft even 5 minuten je mond houden?’

Oh wat vond ik dat ingewikkeld! Al die verhalen, al die indrukken…. Maar ik werd er steeds beter in, mijn mond houden. En op den duur voelde ik wanneer het zinnetje eraan zat te komen, en voordat je het uit kon spreken, beloofde ik dat ik 5 minuten mn mond ging houden, maar dat ik nog even een alleràllerlaatste iets moest zeggen. ‘En daarna hou ik echt mijn mond hoor!’

Ik werd steeds meer een pannetje met kokend water, waarvan de klapperende deksel af en toe even goed werd aangeduwd. Er volgden daardoor wel steeds vaker uitbarstingen.

En gisteren 8 maart 2023 vonden we samen dit briefje in een laatje:

Lieve Mama

Het spijd me verschrikkelijk erg.

Ik brobeer het telkens weer,

Maar het lukt me gewoon niet.

Maar ik hou vol.

Wilt u me vergeven en denken

als ik weer iets fout doe: “Andrea

brobeerd het”. Want pappa vertelde

de net: “Als je vol houd kom je er

wel.” En dat neem ik nu aan.

Ik hoop dat u deze dag weer

gauw vergeet, dan probeer ik

voortaan betere dagen

bij u te bezorgen.

Welterusten

mama, tot, de

hopelijk goede

dag, morgen.

Andrea

(januari “79, 5e klas, 10 jaar)

We schrikken er allebei van. Even is het stil.

Ik vertel je dat we vroeger niet zo’n goeie relatie hadden. Dat we heel vaak ruzie hadden. ‘Echt waar?’ vraag je verbaasd. ‘En we hebben het nu zo leuk met elkaar!’ zeg je verwonderd.

Het briefje gaat terug in het mapje. “Je krijgt het nog niet hoor!”. “Nee, dat is goed hoor, ik maak er even een fotootje van.”

We gaan er allebei mee aan de slag. Ieder in ons eigen wereld, ieder ons eigen proces.

Wat verdrietig dat we dit briefje hebben gevonden. Nee, verdrietig dat dit briefje eens geschreven is. Verdriet van het niet mogen zijn. Wat een cadeau juist om het te vinden! Nee, niet fijn. Oude pijn. Maar zo mooi… voor ons allebei.

Terug ben ik, op de dansvloer. ‘Ik ben lastig hè?’ hoor ik opnieuw in mijn hoofd, waarop 3 werelden in elkaar verglijden. De situatie van het moment, en de 2 kleine meisjes met hun moeders. Samen met mijn moeder ons kind ont-dekken, zij de hare, ik de mijne, samen en apart, onze geschiedenis herschrijven, naast elkaar in de wereld van nu. Hoe bijzonder, allebei weer kind mogen zijn. Het kind dat we wilden zijn, het kind dat we waren. ‘Kinds’, zeg je, ‘ja, ik word echt kinds’. Dwars door pijn en verdriet vlieg ik over de dansvloer. ‘Jaaaa’, roept het in mij, ‘en ik ook!’

Advertentie

Echte kippenliefde (k9)

Ach lieve meiden, wat ben ik toch van jullie gaan houden. Wie had dat gedacht een half jaar geleden. Samen met een buurman (I) zou ik voor jullie gaan zorgen en van jullie eitjes genieten. De buurman (I) verhuisde en ik mocht jullie zelf een thuis geven, jullie leren kennen. Jullie. Kippen. Voor mij totaal vreemde wezens.

Jullie onrust maakte mij onrustig. Of was het mijn onrust die jullie onrustig maakte?  Ik bleek jullie zielentaal te verstaan, maar van de kippentaal begreep ik niks.

Zodra jullie een deur hoorden, mijn aanwezigheid voelden, of mijn glurende blik door een kier in het gordijn waarnamen, stormden jullie naar het hek om vervolgens heftig ‘te gaan zitten te tokken’. Als een wanhopige moeder met een jengelend kind in de supermarkt, bereid de hele snoepafdeling aan haar kind te schenken in ruil voor stilte en rust, heb ik jullie vol gemest met allerlei kippensnoep. Elke keer in de hoop dat jullie getok en gevraag op zou houden. Telkens voor een korte adempauze, maar zodra de versnapering op was, ging het getokkel weer verder. Soms deed ik gewoon de gordijnen dicht om jullie even buiten te sluiten.

Inmiddels zit ik geregeld bij jullie samen in het hok, krijgen jullie geen paniek-voeding meer en zijn jullie heerlijk rustig geworden. Of ben ik het, die een stuk rustiger is geworden?

Oh wat ben ik van jullie gaan houden. Verstandige Henneke, wijze Donna, niet te temmen Zus, en ongecompliceerde Vera.

Tegelijk ben ik blijven twijfelen over jullie plek hier bij mij. Het ene moment weet ik zeker dat ik een nieuw thuis voor jullie ga zoeken, om mijzelf nog geen uur later in de Gamma terug te vinden, materiaal kopend om het hok uit te breiden.

Inmiddels is er voldoende kippenhulp om jullie eten en aandacht te geven als ik er niet ben. Mijn moeder die gewend was hooguit een eitje op zondag te eten, geniet nu met volle teugen van meerdere heerlijke eitjes op een dag. De avonturen met jullie 4 zijn een favoriet terugkerend onderwerp in haar slijtende hoofd.

En dan…

Zondagochtend word ik wakker door het kakelen van de kippen. Dat is niet vreemd en ik wil me weer omdraaien. Maar het gekakel klinkt heftiger dan anders, en ik bedenk dat ik het water heb binnengehaald vanwege de nachtvorst. Ik moet eraan geloven, trui over mn pyjama en de ochtendkou trotseren voor de meiden. Buitengekomen, de grote schrik, geblaf en gekakel en chaos in het kippenhok. Er zit een hond in het kippenhok! Een kleintje, wild rondrennend, happend naar de kippen, wetend van geen ophouden. 3x lukt het me het beestje te pakken en buiten te zetten. 3x is ze gelijk weer terug in het hok. Ik zie niet waar het gat zit. Uiteindelijk kan ik haar vastbinden en kan ik mijn telefoon binnen pakken, mijn eerste appje naar een andere buurman (II) “M’n kippen zijn doodgebeten door de hond”. Ik sta te trillen op mijn benen.

Het hok ligt vol witte veren en 3 kippen liggen voor dood in een hoek. De 4e zie ik niet. Later ontdek haar in een freeze naast een paal. Donna, ongedeerd.

Uiteindelijk zijn ze er alle 4 levend en goed van afgekomen.

Lang verhaal kort: Hond aangelijnd, hok gerepareerd, in de buurt op zoek naar het baasje, via de dierenarts op het park uiteindelijk het baasje kunnen achterhalen. Het hondje heeft niks kwaads in de zin, wil gewoon lekker spelen. Maar ja, niet oké voor mij en de meisjes.

Volgende ochtend zelfde verhaal…, maar nu heeft de hond (nog) geen kans om het hok binnen te komen, en ben ik er bijtijds bij.

De buurman (II) zegt dat het de natuur is. Even later schreeuwt mijn hart, nee, dit is niet de natuur dat kippen opgesloten zitten!!! Ze konden daardoor niet vluchten. Ik voel de rest van de dag een diep verdriet. Verdriet en pijn hoe wij mensen door de tijd met dieren zijn gaan omgaan.

Vandaag kijk ik naar mijn meiden en weet dat ze het goed hebben hier. Ik zie dat ze happy zijn en gezond, al is het achter een hek. Daar maken zij zich niet meer druk om. Maar ik kan ze niet voldoende beschermen. Daar hebben mijn meiden recht op. Op z’n minst. Vroeg of laat komt het hondje terug. Zij vindt het hier veel te leuk. En dat kan ik haar niet kwalijk nemen 🙂

Ik zal ook vaker op pad zijn, om er voor mijn moeder te kunnen zijn, waar nodig. Dat gaat nu niet samen. Vera, Donna, Zus Hèlen en Henneke, ik heb een prachtige tijd met jullie mogen beleven. Zoveel van jullie geleerd, en van jullie hele familie, over echte kippenliefde. Ik heb gewenst voor een fijn nieuw thuis, en dat is gekomen. Morgen gaat ons nieuwe avontuur beginnen. Ik zal jullie vreselijk missen. Wat zal dat leeg zijn.

Maar ik weet, als de wereld zover is, lopen er overal kippen rond. Geen paradijs zonder kippen ♥

Kippenliefde (k8)

Met een buurman ontstond een idee om kippen te houden. Die konden dan bij mij in de tuin, en als ik er niet was zou hij ze verzorgen. Zoiets. Het idee groeide en verdween weer, kwam weer tot leven en verdween weer naar de achtergrond. Tot het moment dat er ineens 4 kippen op mijn pad kwamen, die een nieuw thuis zochten. Toen ik langs ging om bij de kippen te kijken, wist ik dat ze bij mij hun nieuwe thuis zouden vinden. Het ging allemaal ineens heel snel, en alles precies in de periode dat mijn buurman en co-kippenverzorger-to-be een andere woning kreeg aangeboden. Dat drong pas tot me door, toen de kippen eenmaal hun intrek bij mij hadden genomen.

Ik heb op dat moment geen idee wat voor een avontuur ik ben ingestapt.

De kennismaking gaat niet vanzelf. Eerst die vreselijke jeuk en de bloedluis. Dan de veel te kleine leefruimte. Dan de ontdekking dat ondanks al mijn goede zorgen, dat als ik de meiden geen biologisch voer geef, dat ze dan ook geen biologische eieren leggen. Om me uiteindelijk te realiseren, ik ben mijn vrijheid kwijt. Ik heb de zorg over 4 wezens. Ik kan niet meer even weg, laat staan mijn rugzak pakken en op pad. Waar ben ik aan begonnen??? Als pelgrim, vastgekluisterd aan huis.

Wat is vrijheid voor mij? Het brengt me weer een laag dieper in mezelf. Als pelgrim zeg ik te wandelen door het leven. Dat leven is nu blijkbaar op één plek.

Stap voor stap breid ik de leefruimte voor de kippen uit, red ik een egel die door mijn toedoen in de netten is vast komen te zitten, ik verhoog de netten, zorg voor ruimere voedsel- en drinkbakken, zodat ze een paar dagen zonder mij kunnen, een speeltje tegen de verveling, snoepgoed… Net als ik denk alles voor zowel de kippen als mijzelf goed georganiseerd te hebben, krijgen we de 1e nacht vorst… daar had ik niet aan gedacht… al het water bevroren!

Weer word ik teruggefloten, voel ik me vastgeketend en vraag me af wat die kippen bij mij doen.

Tot ik het woordje accepteren voor mijn ogen zie dansen. Accepteren dat ik kippen heb, accepteren dat het regelmatig vriest waar ik woon, accepteren dat ik voorlopig niet bij mijn moeder kan logeren, accepteren dat het is zoals het is. Als dat kwartje valt, valt er ook een last van me af. Het vechten stopt en ik kan weer mee stromen met wat zich aandient. Als ik de volgende ochtend in mijn pyjama met dikke sokken, sjaal en winterjas water en eten bij de kippen breng voel ik me rustig en ga gezellig even bij ze zitten als ze eten. Als ik na 10 minuten weer mijn lekkere warme huisje binnen stap, plopt er ineens een gedachte in me op, “zou dit Liefde zijn”?

De weken erna zucht en steun ik nog geregeld bij iedereen om me heen als het om de kippen gaat. Er is nog altijd een stukje in mij, dat zichzelf heel erg zielig vindt.

Als ik bij een lieve dorpsgenoot haar tuin zie, vertel ik enthousiast dat ze een ideale plek voor kippen heeft. Ze heeft er wel oren naar en zal het overwegen.

Ondertussen gaan de gesprekken tussen mij en de kippen door. Enerzijds ben ik huiverig voor deze nieuwe manier van communiceren en anderzijds nieuwsgierig wat de meiden me komen brengen. Het voelt steeds krachtiger dat ze hier niet voor niets zijn, en ik heb het vermoeden dat ze hier niet alleen voor mij zijn gekomen.

Dan maakt Zus Helen me in een gesprek duidelijk dat ik echt moet stoppen met twijfelen, dat ze daar last van hebben, en dat we zo niet verder kunnen. Zus lijkt duidelijk klaar met onze introductie fase 😉 .

Voor mij is dit een laatste zetje om de kippen te omarmen en me helemaal over te geven aan, tja, aan wat? Aan alles wat er komen mag.

Dit is precies ook het moment dat mijn dorpsgenoot laat weten, dat er in haar fantasie wel ruimte ontstaat voor de kippen.

Wat voor spelletje wordt hier gespeeld?!?

De volgende dag komt ze spontaan langs en ja, ook de ex-co-kippenverzorger-to-be stapt onverwachts het terrein op! En zo wil het dat we met elkaar naast de kippen staan, de meiden die rustig en vol vertrouwen rondscharrelen, en we allemaal weten: de kippen blijven.

IJsberen als een kip (k7)

Wat een meiden, wat een uitdaging! Donna, de zwarte dame met de meest geweldige kuif en een statig voorkomen, heeft wat problemen. Ze valt soms staande in slaap en lijkt wel blind. Zus Helen heeft net 3 weken op een leeg nest zitten broeden, en is weer terug, en hoe! Ze is flink uitgerust en alsof ze nooit is weggeweest, domineert ze hier weer de hele toko. Vera is eenvoudig een kip die kip is zonder poespas, zoals ik altijd dacht dat een kip zou zijn. Vera blijft trouw dagelijks haar eitje leggen, of het nou vriest of niet. Dan is er nog Henneke die het geweldige idee had toen de eerste vorst eraan kwam, om eens flink in de rui te gaan. Dat ziet er niet gezellig uit, een kip met zulke kale plekken, en in het begin dacht ik dat ze ziek was. Gelukkig zie ik de veertjes inmiddels weer aangroeien, en is dat hopelijk voldoende voor de komende vriesdagen. Ik ben weer eens gaan zitten voor een gesprek.

Lieve Donna, Zus, Vera en Henneke, wat willen jullie me vertellen?

Luister naar ons! reageert Zus fel. De rest van het gesprek zal ik met Zus voeren, terwijl de anderen op de achtergrond rustig rondscharrelen, zonder verder acht op ons te slaan.

Dat wil ik wel, antwoord ik.

Oja?

Nou ja, ik weet niet zo goed hoe.

Gedecideerd antwoordt Zus, gaan zitten en schrijf. Precies zoals je nu doet. Zie je? Ik ben gelijk rustiger.

Ik zie Zus ineens rustig rondscharrelen. Goh ja, je hebt gelijk, ik zie het. Zeg Zus, zijn jullie blij hier in de tuin, zoals het nu is?

Ach ja meis, het is echt prima hier. Maar herinner je, dat we je vertelden over onze familie waar we sterk mee verbonden zijn?

Ja, zeker herinner ik me dat. Dat vond ik best indrukwekkend. Ook moeilijk te geloven eigenlijk.

Nou, dat is gewoon zo. Die verbinding, de hele dag, bij ons alle 4. Dus als ik wat zenuwachtig, volgens jou dan, heen en weer loop, dan praat ik met m’n familie. Vrouwen hoofdzakelijk. Ze zitten vast, zijn gestrest, kunnen niet weg. Niet eens hun stress kwijt door te ijsberen.

Leuke vondst ja, kippen die ijsberen, zeg ik lachend.

Nee. Niet leuk. Hoe raak jij je stress kwijt Andrea?

Ik herpak me en antwoord, zuchten, wandelen, zingen.

Bij ons niet anders. We tokken, lopen heen en weer, wroeten in de grond, zoeken afleiding. We zijn trouwens dol op spelletjes!

Je bedoelt zoals die gele bal (een balletje gevuld met eten, dat er bij het rollen uitkomt).

Ja, goeie vondst, zegt Zus.

Ja, maar die is binnen 15 minuten leeg en uitgespeeld, reageer ik ietwat verontwaardigd.

Ach Andrea, wat is nou tijd. Hoor jezelf eens over tijd.

Oja, grappig, je hebt gelijk. Ik zeg altijd dat tijd niet bestaat.

Ze zeggen dat kippen dom zijn, maar bij jou twijfel ik soms ook hoor!

Ja, gek hè, dat heb ik inderdaad geleerd, dat kippen dom zijn.

Ach ach ach jullie mensen. Er is nog een hoop te leren.

Nou graag Zus. Ik wil graag leren. Ik ben even stil en vervolg dan, soms overweeg ik om jullie weer weg te doen.

Ik ben blij dat je er zelf over begint. Dat voelen wij natuurlijk ook, dat je van ons af wil. Niet leuk. En dan geef je tegelijk aan van ons te willen leren? Zus kijkt me niet begrijpend aan.

Ja, ik weet dat dat dubbel is. Maar ik twijfel vaak of ik het wel goed doe voor jullie.

Hou daar toch ’s mee op. Hoe vind je dat we er uit zien?

Heel goed. Nou ja, behalve Donna dan.

Haar verenkleed? Zus kijkt me vragend aan.

Ziet er goed uit, antwoord ik.

Dat is voorlopig genoeg, antwoordt Zus. Ze heeft inderdaad wat kwalen, maar zolang ze er nog zo goed bijstaat, komt het wel goed met haar. Kijk, we uiten alle 4 op ons eigen manier. En ja, Donna heeft veel te verduren. Je herkent het vast wel bij jullie, hoe mooier de buitenkant, hoe meer werk aan de binnenkant.

Jeetje Zus, ’t klinkt zo eenvoudig als je het zo vertelt.

Het is ook eenvoudig. Volg ons, volg de natuur en het leven gaat vanzelf.

Zus, het gaat straks flink vriezen. Is dat zwaar voor jullie?

Maakt niet uit wat zwaar voor ons is. Maak je daar niet druk om. Wij doen ons ding, en jij het jouwe.

Oké, maar hebben jullie iets van mij nodig bij die kou? Ik voel me wel verantwoordelijk.

Och meis, dat verantwoordelijkheidsgevoel van jou laat je nog een keer struikelen. Kijk wij zijn natuur en leven natuur. Dat jij ons het liefst binnen bij de kachel wilt hebben is heel lief hoor, maar eh, niet echt normaal hè? Zus kijkt me met schuine kop aan.

Nee, oké, zeg ik met een glimlach, zo ver wil ik niet gaan.

Dan begin je te lachen, haha, je durft ons nog niet eens op te pakken! Nog steeds niet!

Ik schiet in de lach. Ja, maar het gaat al wel beter hè? Eten uit mijn hand, een stiekeme aai. Ja, maar jullie schrikken ook nog steeds van mij!

Ja meis, maar je doet soms ook best lomp. Eten gooien over ons heen, met die klossen schoenen rondlopen, en oja, die rok laatst… Weet je, wij zien anders dan jullie. En zo’n rok is enorm voor ons, zonder begin en eind, en het waaiert en klapt. Voor jullie niet te zien, maar voor ons een enorm bedreigende bulldozer. Maar het komt goed met ons. Met jou en je vrouwen, zegt Zus met een schuine blik. Vertrouw daar maar op.

Kan ik nog iets voor jullie doen?

Nou als je wil stoppen met ons weg te willen doen, zou veel rust geven. Maak je niet zo zorgen. Als we doodgaan, gaan we dood. Weet je, zo is het bij jullie, zo is het bij ons. Na een goed leven doen wij daar niet zo moeilijk over. Wij hebben hier goed leven.

Dat is fijn om te horen Zus.

Fijn dat je weer even de tijd voor ons hebt genomen.

Ik vond het ook fijn Zus. Dank je wel.

Welterusten Andrea

Welterusten Zus. Voor ik er erg in heb, is Zus al in het nachthok verdwenen.

Henneke (k6)

Lieve Henneke, fijn dat je bij mij bent komen wonen. Voel je je al een beetje thuis?

Thuis, thuis, wat is thuis. Ingewikkeld woord hoor.

Oké, laat ik dan anders vragen. Vind je het fijn hier?

Fijn? Fijn? Ja, soms wel, soms niet. Dat is niet algemeen te zeggen hè? Nu is het fijn dat we in gesprek zijn. Bedoel je dat?

Ik bedoelde eigenlijk algemener, maar ben ook blij dat je ons contact nu fijn vindt.

Weet je, is allemaal niet zo belangrijk.

Nee?

Nee, ik heb eten, drinken, goed gezelschap.

Geen problemen met Zus?

Met Zus? Ach nee, lekker der gang laten gaan. Opgewonden standje. Dat brengt ook weer leven hier.

Hoe kom je aan die kale plekken in je nek?

Kale plekken? Oh, die. Stress, beetje ruzie, en ja die luizen waren ook niet fijn. Maar gaat nu beter toch? Nog steeds kaal? Henneke draait haar nek in een poging de kale plekken te zien. 

Ja, nog steeds kaal, en misschien wel meer dan eerst.

Ik krijg er wel de aandacht mee, zeg je vrolijk kakelend.

Ja, dat is waar, reageer ik lachend. Ik maak me wel zorgen.

Je durft me niet op te pakken hè?

Oh nee, sorry, zo ver ben ik nog niet.

Geeft niet hoor, maar binnenkort toch gewoon een keer doen. Ik vind je lief.

Oh, dat is fijn om te horen. Ik zal het echt een keer proberen.

Ik hou wel van knuffelen, Andrea.

Oké, goed om te weten.

Ja, ik ben niet alleen hè?

Hoe bedoel je dat Henneke?

Wat je met mij doet, doe je met mijn hele familie.

Oh, dat is bijzonder.

Ja, je hebt vast al begrepen dat mijn familie het zwaar heeft.

Ja, dat is me bekend. En Vera heeft ook al verteld hoe jullie allemaal met elkaar verbonden zijn. Zo mooi hoe jullie dat voelen. Wij mensen zijn dat grotendeels kwijtgeraakt.

Stom hoor, hoe jullie zulke mooie kwaliteiten verkwanselen. Maar goed, daar ben ik dan ook voor.

Waarvoor Henneke?

Om te laten zien wat jullie mensen kunnen maar niet doen. Of verkeerd inzetten.

Zoals dat ik jullie achter een hek opsluit?

Ja, zoiets. Nou is dit prima hoor. Het geeft ook veiligheid. Meestal is de situatie veel erger, bij de meeste van mijn familie. Maar het ergste van alles, er wordt al lang niet meer naar ons geluisterd. Wij praten met iedereen, voor zover we dat nog kunnen, maar met de mensen? Geen gesprek mee te voeren! Jij liet ook lang op je wachten hoor, Andrea. Jeetje, hoeveel kaler moet ik nog worden, voor je met me wil praten, heb ik vaak gedacht. Na je gesprek met Vera, wist ik dat ik vol moest blijven houden. Wij 4en zijn sterk verbonden, maar hebben allemaal net een andere boodschap.

Wat is jouw boodschap Henneke, kan je dat zeggen?

Oh… leren luisteren Andrea, leren luisteren… Ik heb het al genoemd. Jullie zijn niet meer verbonden. Alsof jullie allemaal God zijn! Goddelijk, dat ben je ja, en alles en alles met elkaar maakt die Ene, maar dan ook alles en alles bij elkaar en in verbinding.

Wat zeg je dat mooi Henneke. Ik begrijp je wel. En bedoel je dan de mensen en de dieren, en ook de planten en de bomen?

ALLES ALLES ALLES

De aarde en de sterren?

ALLES

Dood en leven?

ALLES

De stenen en…

AL-LES…. ALL-IS

Wauw, wat een mooie boodschap Henneke.

Het blijft even stil

Andrea, jij knuffelt toch ook de bomen? De aarde? Je knuffelbeest?

Ja, dat doe ik graag.

Pruilend, wat doe ik dan, dat je mij niet knuffelt?

Ik weet het niet lieve Henneke. Je bent zo anders met je poten en je snavel.

Yeh right, en een boom lijkt precies op jou hè?!

Je hebt gelijk Henneke, zeg ik lachend. Oké, ik ben een beetje bang van jullie. Omdat ik jullie niet zo goed kan aanvoelen.

Misschien kun je wat vaker bij ons komen zitten. Dat doe je al wel, met je gele handschoen met zaden. Maar ook zonder die handschoen, even bij ons komen zitten. Dan kunnen wij ook aan jou wennen. Alles komt van 2 kanten hè. Jij een beetje bang van mij, dan ik een beetje bang van jou.

We komen er wel hè Henneke, met elkaar?

Ja Andrea, zeker wel. Maar beloof me dat je probeert naar ons te luisteren. ECHT te luisteren. Dit is pas het begin. We hebben nog veel meer te vertellen. Wij alle vier.

Oké Henneke, ik beloof je dat ik echt vaker ga zitten voor een gesprek met jullie.

Ja, dat beloven ken ik… maar doen hè, Andrea!

Ja lieve Henneke, ik ga het doen!

Fijn lieve Andrea, ja, ik vind je best een lieverd. Dank voor dit gesprekje. En geloof nou maar dat het echt was.

Goed Henneke, dank je wel. Ik ben blij dat je hier bij me bent komen wonen.

Dan zie ik Henneke in de grond klauwen alsof er nooit een gesprek heeft plaatsgevonden.

Zus Hèlen is broeds (k5)

Hoi Hélena!

Hm. Zus kijkt me pinnig en op haar hoeden aan.

Je bent aan het broeden zie ik?

Ja, en het zou fijn zijn als je me met rust laat, oké?!

Oké… Maar je weet dat de eieren niet uit gaan komen?

Ja, tuurlijk weet ik dat. Maar laat me nou maar lekker zitten. Lekker even rust.

Das goed. Ik kom alleen wel af en toe de eitjes van de anderen weghalen. Vind je dat vervelend?

Ja, tuurlijk vind ik dat vervelend! Dat stoort me. En het staat natuurlijk heel gek dat ik zonder eitjes zit te broeden.

Ja, misschien een beetje wel. Maar ik begrijp dat je ook gewoon even rust wilt?

Ja, heb jij toch ook af en toe? En volgens mij doet het de anderen vrouwen ook goed.

Ja, zo lijkt het wel. De andere 3 zijn veel rustiger nu. 

Oké, kunnen we het zo laten dan?

Ja, ik zal je laten. Alhoewel ik wel af en toe de eitjes kom halen. En eh, ik hoop dat het niet te lang duurt. Het is herfst en belangrijk dat je wel wat drinkt en eet. Je moet niet te veel verzwakken.

Doe jij toch ook af en toe, een dagje vasten? Vertrouw me nou maar, dat het goed is. Geniet van de rust. En zing af en toe een liedje voor me. Dat was wel fijn. Ik viel bijna in slaap ervan. Zag je dat?

Dat is leuk om te horen Hélena.

Oja, die naam heb je goed opgepikt. Alleen niet die rare klemtoon van jou hoor. Ik kan het niet eens uitspreken, Héhé lena… Nou ja, het is gewoon Heléna. Zus Hèlen mag ook wel. Omdat ik hier nou toevallig met mijn zusje zit. Lekker hok hoor hier. Dank je.

Oh fijn om te horen! Ik twijfel er wel aan.

Niet doen. Je mag meer vertrouwen. Jemig zo’n fijne plek hier. Tuurlijk even wennen, maar het is oké hier hoor. Nou, laat mij maar weer even met rust. Dan kan ik even verder dutten.

Goed Zus, rust maar lekker.

Vera

(Kippen 4)

Al zoveel financieel en materieel geïnvesteerd in mijn 4 dames, dat ik het genoeg vind. Ze hebben nog steeds jeuk, al zijn ze inmiddels wel wat rustiger geworden. De omstandigheden zijn zoals ze zijn, met genoeg ruimte, eten, drinken en vitamines. Het is nu aan hen zelf om verder te helen. Elke dag zal ik even op ze af stemmen, en daarmee hun heling ondersteunen.

Lieve Kippen, wat kan ik voor jullie doen?

Ik wacht tot er iets gebeurt. Geen idee wat te verwachten. Dan stapt er eentje naar voren. Ze stelt zich voor als Vera.

“We hebben het goed, maar het is nog steeds wennen. Fijn dat je wilt luisteren.

Wij zijn hier namens de hele kippenwereld. En wij hebben het erg zwaar. We worden als vuil behandeld. Ondierlijk leven zeg maar. Geen ruimte, geen adem, geen liefde. We worden uitgebuit en doodgemaakt. Zelfs doodgemaakt als we niks gedaan hebben. Een zogenaamde ziekte zouden we hebben. Onze weerstand is nul. Ja, vind je het gek? We mogen vaak niet eens bewegen. Fijn dat je ons jouw aandacht geeft. Weet dat het voor onze hele familie is.

Ik snap dat het zwaar voor je is. Wij hebben jou uitgekozen om ons te helen. Daarom hebben we ook luis. Om je te laten zien hoe ziek we zijn. Onze familie hè. Wij niet. Wij zijn gezond. Dat zie je aan ons stralende verenkleed. Ja, tuurlijk hebben we kale plekken. Anders zou je kunnen denken dat we gewoon onszelf pikken. Dat dat normaal is. Is zo hè?! Dat is het niet. Wel fijn dat we dat kunnen, onszelf krabben. Dat hoort bij het leven. Gaat ook weer over. We leggen eitjes toch? Die vind je wel lekker hè? Beloning voor je werk. We willen je hiermee vertrouwen geven. Vertrouwen dat het goed is met ons. Maar we moeten wel aan het werk. Fijn als je je elke dag even met ons verbindt. Dat geeft ons moed om het verdriet van onze familie te dragen. We zijn maar met weinig, weet je. Weinig vrije kippen bedoel ik. En het leed is zo groot. Het leed van onze familie. Weet je dat we allemaal met elkaar verbonden zijn? Dat lijken veel mensen te zijn vergeten.

Het zou zo mooi zijn als we weer van elkaar kunnen genieten, de mens van de kippen, en wij van de mens. Gelukkig zijn er veel lieve mensen. Daar geven we de lekkerste eitjes aan. Veel mensen merken dat niet op. Ze proeven niet echt. Terwijl heel veel eitjes echt heel vies zijn, geloof me. Maar goed, het zij zo. Fijn dat je ons in huis hebt genomen. We staan open voor alles wat je brengt. Sorry als we af en toe veel van je vragen. We zijn ook maar kippen 😉 . Trek het je niet te veel aan. Probeer de lol ervan te zien. Daarmee kunnen we het best onze familie ondersteunen. Nogmaals, fijn dat we hier nu mogen zijn. Dank voor je luisteren.

Oja, Vera vind ik een mooie naam 🙂 “

En zo kreeg Vera haar naam.

De kip en de egel

(Kippen 3)

Vol goede moed wil ik deze ochtend verder gaan met het bevestigen van het net boven de kippen. Een net dat ik heb aangeschaft en zal voorkomen dat de kippen wegvliegen.

Het is een net, waar ik alleen mee kan werken als ik rustig ben, want oh, zo irritant hoe alles er in blijft haken. Alles. Dus ik ook. Daarom wil ik dat het goed en hoog gespannen zit, omdat ik er zelf ook elke dag onder doorloop als ik eten en water kom geven, en ik ’s ochtends niet altijd even rustig en geduldig ben.

1e klus vandaag. Ik haal een paar keer diep adem en duik onder het net, tussen de enthousiaste kippen door. Al gauw kom ik niet verder met het spannen van het net. Het lijkt ergens vast te zitten. Weer. Diepe zucht en rustig kijken waar het klem zit.

Och hemel, er zit een egeltje helemaal verstrikt in het net!

Nee, daar had ik natuurlijk niet aan gedacht… Alleen bezig met de kippen… en mezelf…

Ze is nog warm en beweegt als ik haar aanraak. Snel op zoek naar handschoenen en een schaar en proberen haar los te knippen van het net. Ja, en als ik al de hele tijd verstrikt raak in dit net, kun je je voorstellen wat dit met een egeltje doet… Oké, nee ik had me er geen voorstelling van kunnen maken. Tijdens het knippen blijf ik mijn excuses aanbieden. Ik voel al snel een intense band met dit beestje. Iets wat bij de kippen nog niet is gebeurd.

Het kan niet waar zijn, dat dit beestje de dupe wordt van al m’n goede bedoelingen en onkunde.

Als ze eenmaal van het grote net los is, zitten er nog hele kluwen draad om haar nekje en vervlochten met haar stekeltjes. Ik neem haar mee naar de Egelvrouw hier op het park. Samen bekijken we de ravage van draadjes om haar hals.

Werkte ze in het begin nog mee, nu rolt ze zich helemaal op als een balletje, zodat we alleen vanaf de achterkant wat kunnen plukken.

Inmiddels al flink wat weggehaald, blijft er nog veel in de klit zitten, vast tussen al die naaldjes.

Het is òf de dierenambulance bellen, òf zelf met veel geduld aan de gang.

Iets in mij wil het graag uit handen geven, dus ambulance bellen, maar bij die gedachte verschijnt er een grote NEE. Het voelt niet kloppend. De egelvrouw geeft mij het vertrouwen, dat ik het met veel geduld zelf kan.

Heel sterk weet ik, dit komt niet voor niks op mijn pad. Ik mag mijn dagprogramma loslaten, en hier mee aan de gang.

Met het egeltje en wat kattenvoer ga ik weer naar huis. Thuis leg ik haar in een doos met wat water en eten, en maak het donker door de doos af te dekken. Een paar minuten later hoor ik smakgeluidjes. Zo, nu eerst voor mezelf zorgen.

Na een koffie zet ik mezelf op de bank voor meditatie. Al snel voel ik de benauwdheid van mezelf als kind. Zoveel aanpassen, zo weinig bewegingsvrijheid. Af en toe een explosie als van een overkokende kookpan, en dan weer terug in de pas. In het gareel op de middelbare school. Ik heb het niet eerder zo bewust ervaren als nu, en de tranen lopen over mijn wangen.

De kippen die ik in een hok zet. En door mijn poging om ze meer bewegingsvrijheid te geven, raakt er een vrijlopende egel vreselijk in mijn netten verstrikt.

In mijn diepste ervaar ik mijn eigen gevangenschap, en tegelijk proef ik even de toegang tot mijn eigen vrijheid.

Ik weet dat mijn egeltje het gaat redden, dat ze speciaal voor mij op mijn pad gekomen is.

Ze heeft inmiddels wat gegeten zie ik, en met pincet en schaar ga ik voorzichtig aan de gang.

Afwisselend, tranen, excuses, “ik kan dit nooit”, “ik kan dit”, de dierenambulance bellen, zelf doen, “ik kan dit nooit”, “ik kan dit”, sorry sorry sorry lief egeltje. Och wat voelt het vertrouwd dit beestje in mijn handen.

Na veel gepriegel met pincet en schaar, lieve woordjes, het strelen van haar stekeltjes en een lied, is ze eindelijk verlost van alle draden.

Ik zet haar buiten in een doosje, met nog wat eten en drinken in de buurt, en ga met het kippennet boven de kippen aan de gang. Alles vastgeknoopt ver boven egelhoogte.

Mijn godinnen, weliswaar met meer ruimte, nog steeds opgesloten achter een hek en onder een net, maar m’n egeltje is weer vrij.

Als ik er ’s avonds op terugkijk, besef ik hoe bijzonder het is dat ik een paar uur zo vertrouwd en intiem samen met een egeltje mocht zijn.

Benieuwd of ik ook eens zo’n band met m’n kippen zal ervaren 🙂

Oke, ik heb dus kippen

(Kippen 2)

Ik weet wel waarom ik kippen heb, want wat is een paradijs zonder kippen?!? Zo wordt er in huize Steens hard gewerkt aan het paradijs, want dat gaat niet helemaal vanzelf…

Wat een ander wil, wat een ander vraagt, daar heb ik me altijd naar toe bewogen. Zijn zoals anderen me graag zien, want dat geeft vrede, rust.

Inmiddels ben ik daar wat stappen verder in gekomen. Of beter gezegd, heb ik daar flink wat stappen vandaan gezet.

Maar met de kippen, dan herken ik mezelf weer als vanouds. Ze hoeven maar een tok te geven, en ik sta daar, totaal uit mijn lood, en vraag wanhopig wat ze nodig hebben. Of eigenlijk, wat ze van mij willen. Als ik ’s ochtends in bed lig, en ik hoor ze kakelen, voel ik me schuldig, omdat ik nog in bed lig…

Aangezien ze wel afhankelijk van me zijn, van het water en voedsel dat ik ze geef, maakt het de uitdaging nog groter dan met mensen. Ze willen regelmatig wat van mij, en hoe kan ik daarbij bij mezelf blijven? Bij elke vraag (lees tok) van hen, voel ik me schuldig. Ik heb ze immers opgesloten en afhankelijk van mij gemaakt. Bij elke vraag (lees tok) voel ik me tekort geschoten, want ik heb ze niet gehoord, niet verstaan. Ik vind dat ik hun tok voor had moeten zijn. Het voelt als falen, als ze jeuk hebben. Het voelt ongemakkelijk als ze met zijn 4en tegenover mij staan te tokken en ik niet weet wat ze bedoelen. In mijn beleving vervelen ze zich, en vind ik mezelf pas een goede hoeder, als ik spelletjes met ze zou doen.

En, ik weet, er is geen goed of fout, er is alleen de intentie.

Ook in dit proces zet ik weer stappen.

Stap voor stap. Kijk ik naar de plekken diep in mij, die deze 4 Godinnen aanraken, en onrust bij mij veroorzaken. Ondersteund en aangemoedigd door de heerlijke eitjes die ze me elke dag geven. Eigenlijk hebben we het in die korte tijd toch al best goed met elkaar. 🙂

Als ik het even niet weet, loop ik het bos in, en realiseer me ineens hoe vanzelfsprekend mijn contact met de bomen is. Als ik na een uurtje aan de voet van een vertrouwde boom ga zitten, komt het gesprek vanzelf op gang. Zo gewoon hoe ik de bomen om advies vraag, alsof het de normaalste zaak van de wereld is (wat het natuurlijk ook is!), en vraag hoe ik met de kippen kan omgaan 🙂 Aangemoedigd door mijn alleswetende boom, bedank ik voor zijn wijsheid en wandel met nieuw vertrouwen terug naar huis.

Het is de eerste keer dat ik bij de vrouwen ben, en ze niet krabben. Zij rustig, dan ik rustig. Ja, ze krabben nog wel, maar met grote tussenposen. Ze lijken zich wat meer te amuseren, en ik voel dat de plek die ze innemen lichter is geworden. Een nieuwe fase lijkt aangebroken. De HELLUP is voorbij. Ik kan me nu voorstellen, dat het leuk kan gaan worden 🙂

Zoals mijn voorganger zei, “als ik geen nieuwe plek voor ze vindt, dan eet ik ze op”. Dat vind ik een geruststellende gedachte, dat als we er samen niet uitkomen, dat ik ze dan op kan eten. Beide uit ‘ons lijden’ verlost. Het is bijzonder om zo dicht bij de voedselketen te staan. Een boeiende zoektocht, het eten van dieren, of dat wat we van ze nemen, zoals eieren in dit geval. Ik geloof in vrije dieren, goed leven dieren, en dat we als mens toestemming vragen voor hun leven als we voedsel nodig hebben. Net als bij de planten. Zoals in oude culturen gebruikelijk was en nog is. Ik leef op een plek op aarde waar vrije dieren nog steeds achter een hek zitten, en zoek daar nu mijn weg in.

Voorlopig hou ik me aan mijn belofte toen ik de dames ‘in huis’ nam, dat ze een beter leven bij mij zouden krijgen. Een goed leven voor mijn meiden, dat staat bij mij voorop. Dat is mijn intentie. Dankbaar wat ik onderweg daarnaartoe allemaal ontdekken mag.

HELLUP

(Kippen 1)

Ik woon hier in het paradijs. Alles tot voor kort een sprookje, hier in mijn huisje aan de rand van het bos. In gesprek met de bomen en de ongeziene wereld.

Sinds een week is de balans ineens ruw verstoord, doordat ik ben gaan samen wonen. Samen met vier vrouwen….

Op een woensdag in september word ik wakker, en mijn eerste gedachte is   Oh HELLUP, er zitten 4 kippen in de tuin! Ik draai me om, kruip met m’n hoofd onder de deken en probeer weer te slapen.

Maar de 4 wezens gaan niet weg. Ik heb de voorgaande dag 4 kippen onder mijn hoede genomen. 4 vrouwen. 4 wezens. Ogen die me aankijken, geklets dat me doet twijfelen, gedrag dat ik niet begrijp, in een hok dat veel te klein voelt. Ze vliegen elkaar in de haren, dan weer staan ze als één blok tegenover mij en ik voel me geïmponeerd en vraag me onzeker af waar ik tekort schiet. Ik vertaal alles naar mezelf. Mijn eigen onzekerheid wordt genadeloos in het licht gezet.

En dat hok… moet er niet aan denken met 4 vrouwen opgesloten te zitten! Ook al zeggen de ‘papieren’ dat ze hiermee voldoende ruimte hebben.

Ze hebben jeuk. Ik nu ook.

Ze hebben eten, ze hebben drinken, ik behandel ze tegen luis. Oké, dan ga ik nu weer naar binnen. Daar ben ik veilig. Daar kan ik ze even buitensluiten… HELLUP ik heb kippen!!!

Ik weet dat het klopt, dat ze nu bij mij zijn komen wonen. Tegelijkertijd is er dat in het nauw gedreven piepende stemmetje dat zich afvraagt “Waarom???? Waarom toch???”

Ik vertrouw erop dat ik over een jaar hartstochtelijk veel van ze hou, en me geen leven meer zonder hen kan voorstellen. Maar op dit moment even niet.

De kippen zijn duidelijk gestrest. Ik ben duidelijk gestrest. Wie spiegelt wie? Ook hier gaat de ‘kip of ei’ vraag op 😉

Ik ga bij ze zitten. Aan de andere kant van het gaas. Ik weet dat ik met ze kan praten, ze kan verstaan, maar mijn innerlijke paniek is nog te groot om te kunnen luisteren.

Ze kijken me aan. Wat kan ik doen? Wat willen ze van me? Hellup.

Ik herpak me en denk praktisch, er moet een grotere ruimte voor ze komen. Daar kan ik een groot deel van de dag aan besteden, mee bezig zijn. Dat is veilig. Fysieke verzorging. Zonder emoties. Dat moet ik kunnen.

Dat kan ik.

Ik denk terug aan de lagere schooltijd, toen ik vaak voor het avondeten nog even een boodschap voor mijn moeder moest doen bij de kruidenier Meneer Suiker om de hoek. Om de hoek zat ook de Mavo. Na schooltijd hing daar steevast een groepje meiden rond, voor wie ik een aantrekkelijke prooi was, om hun krachten aan te meten. Ik was makkelijk te imponeren. Bij elke boodschap keek ik angstig om de hoek om te zien of ze er waren, of dat de weg naar Meneer Suiker veilig was.

Dat gevoel komt bij me terug, als ik aan de andere kant van het gaas oog in oog met de 4 kippenvrouwen sta. Ik voel me heel klein. Totaal geïmponeerd, net als toentertijd om de hoek, op weg naar de kruidenier. Hoezo, dieren minderwaardig aan mensen, vraag ik me in stilte af.

Ik ben veilig omdat ze in een hok zitten, en toch… Het voelt ook naar dat ze in een hok opgesloten zitten. Een hok waarin ik ze opsluit. Dat is ook niet wat ik wil.

Oké het hok moet groter. Dat is een begin.

De kippen worden rustiger. Ik word rustiger. We gaan gelijk op.

Wat een spiegel deze dames!