Met een buurman ontstond een idee om kippen te houden. Die konden dan bij mij in de tuin, en als ik er niet was zou hij ze verzorgen. Zoiets. Het idee groeide en verdween weer, kwam weer tot leven en verdween weer naar de achtergrond. Tot het moment dat er ineens 4 kippen op mijn pad kwamen, die een nieuw thuis zochten. Toen ik langs ging om bij de kippen te kijken, wist ik dat ze bij mij hun nieuwe thuis zouden vinden. Het ging allemaal ineens heel snel, en alles precies in de periode dat mijn buurman en co-kippenverzorger-to-be een andere woning kreeg aangeboden. Dat drong pas tot me door, toen de kippen eenmaal hun intrek bij mij hadden genomen.
Ik heb op dat moment geen idee wat voor een avontuur ik ben ingestapt.
De kennismaking gaat niet vanzelf. Eerst die vreselijke jeuk en de bloedluis. Dan de veel te kleine leefruimte. Dan de ontdekking dat ondanks al mijn goede zorgen, dat als ik de meiden geen biologisch voer geef, dat ze dan ook geen biologische eieren leggen. Om me uiteindelijk te realiseren, ik ben mijn vrijheid kwijt. Ik heb de zorg over 4 wezens. Ik kan niet meer even weg, laat staan mijn rugzak pakken en op pad. Waar ben ik aan begonnen??? Als pelgrim, vastgekluisterd aan huis.
Wat is vrijheid voor mij? Het brengt me weer een laag dieper in mezelf. Als pelgrim zeg ik te wandelen door het leven. Dat leven is nu blijkbaar op één plek.
Stap voor stap breid ik de leefruimte voor de kippen uit, red ik een egel die door mijn toedoen in de netten is vast komen te zitten, ik verhoog de netten, zorg voor ruimere voedsel- en drinkbakken, zodat ze een paar dagen zonder mij kunnen, een speeltje tegen de verveling, snoepgoed… Net als ik denk alles voor zowel de kippen als mijzelf goed georganiseerd te hebben, krijgen we de 1e nacht vorst… daar had ik niet aan gedacht… al het water bevroren!
Weer word ik teruggefloten, voel ik me vastgeketend en vraag me af wat die kippen bij mij doen.
Tot ik het woordje accepteren voor mijn ogen zie dansen. Accepteren dat ik kippen heb, accepteren dat het regelmatig vriest waar ik woon, accepteren dat ik voorlopig niet bij mijn moeder kan logeren, accepteren dat het is zoals het is. Als dat kwartje valt, valt er ook een last van me af. Het vechten stopt en ik kan weer mee stromen met wat zich aandient. Als ik de volgende ochtend in mijn pyjama met dikke sokken, sjaal en winterjas water en eten bij de kippen breng voel ik me rustig en ga gezellig even bij ze zitten als ze eten. Als ik na 10 minuten weer mijn lekkere warme huisje binnen stap, plopt er ineens een gedachte in me op, “zou dit Liefde zijn”?
De weken erna zucht en steun ik nog geregeld bij iedereen om me heen als het om de kippen gaat. Er is nog altijd een stukje in mij, dat zichzelf heel erg zielig vindt.
Als ik bij een lieve dorpsgenoot haar tuin zie, vertel ik enthousiast dat ze een ideale plek voor kippen heeft. Ze heeft er wel oren naar en zal het overwegen.
Ondertussen gaan de gesprekken tussen mij en de kippen door. Enerzijds ben ik huiverig voor deze nieuwe manier van communiceren en anderzijds nieuwsgierig wat de meiden me komen brengen. Het voelt steeds krachtiger dat ze hier niet voor niets zijn, en ik heb het vermoeden dat ze hier niet alleen voor mij zijn gekomen.
Dan maakt Zus Helen me in een gesprek duidelijk dat ik echt moet stoppen met twijfelen, dat ze daar last van hebben, en dat we zo niet verder kunnen. Zus lijkt duidelijk klaar met onze introductie fase 😉 .
Voor mij is dit een laatste zetje om de kippen te omarmen en me helemaal over te geven aan, tja, aan wat? Aan alles wat er komen mag.
Dit is precies ook het moment dat mijn dorpsgenoot laat weten, dat er in haar fantasie wel ruimte ontstaat voor de kippen.
Wat voor spelletje wordt hier gespeeld?!?
De volgende dag komt ze spontaan langs en ja, ook de ex-co-kippenverzorger-to-be stapt onverwachts het terrein op! En zo wil het dat we met elkaar naast de kippen staan, de meiden die rustig en vol vertrouwen rondscharrelen, en we allemaal weten: de kippen blijven.
