(Kippen 1)
Ik woon hier in het paradijs. Alles tot voor kort een sprookje, hier in mijn huisje aan de rand van het bos. In gesprek met de bomen en de ongeziene wereld.
Sinds een week is de balans ineens ruw verstoord, doordat ik ben gaan samen wonen. Samen met vier vrouwen….
Op een woensdag in september word ik wakker, en mijn eerste gedachte is Oh HELLUP, er zitten 4 kippen in de tuin! Ik draai me om, kruip met m’n hoofd onder de deken en probeer weer te slapen.
Maar de 4 wezens gaan niet weg. Ik heb de voorgaande dag 4 kippen onder mijn hoede genomen. 4 vrouwen. 4 wezens. Ogen die me aankijken, geklets dat me doet twijfelen, gedrag dat ik niet begrijp, in een hok dat veel te klein voelt. Ze vliegen elkaar in de haren, dan weer staan ze als één blok tegenover mij en ik voel me geïmponeerd en vraag me onzeker af waar ik tekort schiet. Ik vertaal alles naar mezelf. Mijn eigen onzekerheid wordt genadeloos in het licht gezet.
En dat hok… moet er niet aan denken met 4 vrouwen opgesloten te zitten! Ook al zeggen de ‘papieren’ dat ze hiermee voldoende ruimte hebben.
Ze hebben jeuk. Ik nu ook.
Ze hebben eten, ze hebben drinken, ik behandel ze tegen luis. Oké, dan ga ik nu weer naar binnen. Daar ben ik veilig. Daar kan ik ze even buitensluiten… HELLUP ik heb kippen!!!
Ik weet dat het klopt, dat ze nu bij mij zijn komen wonen. Tegelijkertijd is er dat in het nauw gedreven piepende stemmetje dat zich afvraagt “Waarom???? Waarom toch???”
Ik vertrouw erop dat ik over een jaar hartstochtelijk veel van ze hou, en me geen leven meer zonder hen kan voorstellen. Maar op dit moment even niet.
De kippen zijn duidelijk gestrest. Ik ben duidelijk gestrest. Wie spiegelt wie? Ook hier gaat de ‘kip of ei’ vraag op 😉
Ik ga bij ze zitten. Aan de andere kant van het gaas. Ik weet dat ik met ze kan praten, ze kan verstaan, maar mijn innerlijke paniek is nog te groot om te kunnen luisteren.
Ze kijken me aan. Wat kan ik doen? Wat willen ze van me? Hellup.
Ik herpak me en denk praktisch, er moet een grotere ruimte voor ze komen. Daar kan ik een groot deel van de dag aan besteden, mee bezig zijn. Dat is veilig. Fysieke verzorging. Zonder emoties. Dat moet ik kunnen.
Dat kan ik.
Ik denk terug aan de lagere schooltijd, toen ik vaak voor het avondeten nog even een boodschap voor mijn moeder moest doen bij de kruidenier Meneer Suiker om de hoek. Om de hoek zat ook de Mavo. Na schooltijd hing daar steevast een groepje meiden rond, voor wie ik een aantrekkelijke prooi was, om hun krachten aan te meten. Ik was makkelijk te imponeren. Bij elke boodschap keek ik angstig om de hoek om te zien of ze er waren, of dat de weg naar Meneer Suiker veilig was.
Dat gevoel komt bij me terug, als ik aan de andere kant van het gaas oog in oog met de 4 kippenvrouwen sta. Ik voel me heel klein. Totaal geïmponeerd, net als toentertijd om de hoek, op weg naar de kruidenier. Hoezo, dieren minderwaardig aan mensen, vraag ik me in stilte af.
Ik ben veilig omdat ze in een hok zitten, en toch… Het voelt ook naar dat ze in een hok opgesloten zitten. Een hok waarin ik ze opsluit. Dat is ook niet wat ik wil.
Oké het hok moet groter. Dat is een begin.
De kippen worden rustiger. Ik word rustiger. We gaan gelijk op.
Wat een spiegel deze dames!