Andrea en Andrea hand in hand de wereld in

Na een paar weken in de stoel voel ik ineens hoe ik samenval met mezelf. Ik zie mezelf als in een stripfiguur, waarbij één Andrea in de lekkere stoel zit, terwijl tegelijkertijd een andere Andrea druk in de weer is met van alles en nog wat. Op dit moment, na die paar weken van rust, ervaar ik dat de beelden van beide Andreas in elkaar schuiven, voel ik hoe ik samenval met mezelf. Lekker geland in de grote witte stoel.

Na dit moment ben ik me er meerdere malen van bewust dat ik weer uit elkaar val.

Ik heb mezelf beloofd deze periode goed voor mezelf te zorgen, wat vooral betekent om zo gezond mogelijk te eten. Met alle hulp om me heen gaat dat hartstikke goed. Tot op een dag dat mijn koelkast leeg is, en ik niet weet wanneer er weer iemand langs komt. Ik twijfel en dub wat ik zal doen, toch een hulplijn opzetten, gewoon iemand vragen… Als dan de telefoon gaat vliegt er een Andrea de telefoon in. De andere Andrea zit nog rustig in de grote witte stoel en kijkt naar de onwerkelijke paniek van de ander. De kasten zitten nog vol met eten, dan is het een dag niet vers, maar van de honger komen we echt niet om hoor!?!

Een ander moment dat ik mezelf uiteen laat vallen is wanneer het om werk gaat. Wanneer ga ik weer aan ’t werk? Ergens van binnen weet ik dat ik nog lang niet aan werken toe ben. Ik wil er eigenlijk niet eens aan denken, maar stripfiguur Andrea is al weggewandeld en met data beginnen te strooien. Langzaam vindt Andrea de weg weer terug naar haar maatje in de stoel.

5 weken op een stoel, 6 weken in het gips, ’t voelde als camino lopen. Een camino waar ik ook nu het liefst geen einde aan had zien komen. Het was niet altijd makkelijk, maar grotendeels fijn, mooi, verrassend, licht, liefdevol en rustig… zen. Tuurlijk met huilbuien en frustraties af en toe, maar nooit dat ik er van weg wilde, altijd eindigend in een ontknoping, een inzicht, een glimlach of hardop-lach. Van verschillende kanten hoor ik dat de ander zoiets nooit had gekund, met zoveel rust zo lang in een stoel blijven zitten. Ik vond het fijn.

Ik zie op tegen het moment dat het gips eraf gaat. Het gips, in het begin zo vreselijk, is nu de kracht en bescherming van mijn inmiddels slap geworden pierevoetje. Mijn been met al zijn spieren en beweeglijkheid heeft zich in die weken helemaal overgeleverd aan de sterke omarming van het gips. Hoe gaat mijn been dat ineens weer zonder doen? Als ik met mijn ogen dichtgeknepen (nee ik ben geel held!) wacht totdat de gipsmeester klaar is met zagen, kijk ik op en voel een enorme liefde in me op komen. Alsof ik een pasgeboren baby voor me heb liggen, die ik alleen maar wil vasthouden, strelen en koesteren.

4 Jaar geleden had ik niet echt een reden om naar Spanje te gaan lopen, behalve dan dat ’t idee om te gaan heel sterk aan me trok. Onderweg hoorde ik van pelgrims over hun redenen, hun problemen, hun zoektocht, hun hoop op antwoorden, oplossingen, verlichting van bestaande zwaarte. Voor mij was de camino hoofdzakelijk een feestje. Niet zonder tranen en frustratie, maar altijd gepaard met een inzicht, een lach of een lied. Van velen hoor ik dat ze zoiets nooit zouden kunnen, een half jaar lopen. Ik vond het fijn.

Mijn struggle begon toen ik terug was in Nederland.

Mijn struggle begint nu wanneer ik de stoel uit mag…

Ik loop 1,5 km per uur en ik vind het heerlijk!

Met 2 krukken loop ik door de straten van de rivierenbuurt, en aan alle kanten wordt er rekening met me gehouden, ontstaan er mooie gesprekken op onverwachte momenten, aanmoedigende opmerkingen, oplettende ogen van een meisje of ik binnen de tijd van het stoplicht de overkant zal halen, en ook meelijdende blikken van mensen die zich niet in kunnen denken hoe heerlijk deze traagheid is. Ik geniet van de wind weer door mijn haren, van mijn rust en het moment, en ik kijk geamuseerd vanuit mijn trage slakkengang naar de snelle wereld om me heen.

En dan is er de dag dat ik besluit ’s middags naar de film te gaan. De korte ochtend die ik heb, is snel gevuld met achterstallig en bureaucratisch irritante administratie. Ik maak me al snel weer druk om dingen die niet te veranderen zijn. Als ik me klaar wil maken voor de film ontdek ik dat ik nog maar 3 kwartier heb. De bioscoop is 1,5 km ver dus kost me een uur lopen! Na een flink dipmoment word ik boos, grijp mijn tas en stokken en begin aan de trap afdaling, ondertussen hardop tegen mezelf: rustig, rustig Andrea, rustig.

Ik besluit de tram te nemen, iets wat ik tot dan toe nog niet gedurfd heb. De conducteur neemt het van me over, rustig, rustig maar… Hij stuurt iemand van de gehandicapte stoel weg en houdt de tram staande totdat ik een plekje gevonden heb. Al voor ik bij de betreffende halte ben om uit te stappen, ga ik staan en weer gebaart de conducteur me om rustig aan te doen en weer te gaan zitten. Als ik eenmaal ben uitgestapt, ontdek ik dat ik een halte te vroeg ben uitgestapt en nog een aardig stukje te lopen heb. Ik vertel mezelf weer rustig te blijven (dat lijf wil gewoon even een sprintje trekken!) en probeer mezelf ’t vertrouwen aan te praten dat ’t goed is zoals het is, en dat ik de film wel haal als het zo moet zijn. En anders heb ik de winst dat ik door deze hele tramonderneming op een plek ben gekomen waar ik al 2 maanden niet geweest ben!

Bij de kassa hoor ik dat ik nog 2 minuten heb, een stuk met de lift en een trap voor de boeg. I push my luck, en waag ’t erop eerst nog naar de wc te gaan. Uiteindelijk bij de trap aangekomen, blijkt de zaalman de traplift voor mij te hebben klaargezet! Als ik de zaal in loop, kijken allemaal hartelijke begripvolle gezichten mijn kant op. De zaalmanager komt binnen om te zeggen dat we wat later beginnen en dat daarom het voorprogramma vervalt. Dat lijkt niemand een probleem te vinden. Integendeel.

Ik zit, t licht gaat uit, en de tranen komen boven drijven. Aan Amsterdam heeft het niet gelegen… ik ben ontroerd van alle hulp en begrip onderweg. De film begint: ‘Walk With Me’ over Thich Nhat Hahn, een verbannen Vietnamese boeddhistische monnik die in Frankrijk een klooster heeft opgericht. De film opent met een trage mindful wandeling. Daar wil ik zijn!!! En ik weet, daar wil ik niet zijn, nou ja, misschien een paar weken, maar wat ik echt wil, is in rust zijn, samenvallen met mezelf, waar ik ook ben, met wie ik ook ben. In de tram voelde ik dat een deel van mij nog steeds in de grote witte stoel in de keuken zat. Ik was weer uit elkaar gevallen.

Advertentie

Acceptatie

Ik word wakker met de gedachte: ik wou dat ik in een klooster zat… Waarna ik me gelijk realiseer dat ik daar ook met mezelf te maken heb, dat ik dan ook niet ‘even naar de wc kan lopen’, dat ik dan ook moet dealen met de kuren van mijn voet, dat dan ook de stilte in mezelf niet altijd voorhanden is, dat ik dan ook niet weg kan lopen voor m’n zware momenten…

Bovendien, ik zit in een klooster, een heel gezellig, rommelig en stoffig klooster, naast een zonnig balkon, met hele lieve vrienden in de buurt en heel lekker eten!

Sinds een week mag ik langzaam gewicht geven op mijn voet. 6Kg per dag erbij. Van een vriend een weegschaal gekregen. Bij dag 3 ben ik blijven hangen. Voelt niet fijn om meer gewicht te geven, maar het voelt ook niet fijn om me niet aan het schema te houden…. Ik wil het graag goed doen, èn ik wil dat het goed voelt. Maar in hoeverre klopt mijn gevoel nog, sinds mijn voet als een dood vogeltje in het gips zit opgesloten? Ik wil graag helderheid: Òf de hele dag met mijn voet omhoog, òf lopen, òf laat het schema samenvallen met mijn gevoel… maar zó wil ik het niet!

Ik ben in een nieuwe confronterende fase beland. Geduld, accepteren en opnieuw naar binnen.

Deze week denk ik terug aan mijn zus Barbara. Inmiddels al weer 18 jaar geleden overleden. Het ondenkbare, meest onvoorstelbare is gebeurd. Een aantal opeenvolgende jaren maak ik op haar sterfdag een wandeling, en bij elke wandeling krijg ik inzichten, vallen er kwartjes. Zo ook het 2e jaar na haar dood tijdens een wandeling in een park in Schiebroek.

Ik ben al een hele tijd erg moe, eigenlijk al sinds het overlijden van Barbara. Ineens word me tijdens het lopen helder dat ik al die tijd bezig ben geweest met het niet willen dat het gebeurd is. Ik ben al die tijd aan t vechten tegen haar dood. Alsof ik het terug zou kunnen draaien! En wat een energie dat dat kost…

Ik vond het zo oneerlijk, dat ik niet wilde accepteren dat het zo was. In die tijd was ik niet de vrolijkste persoon. Iemand van het glas half leeg, hooguit. Jaren daarvoor had ik een keer een deal met ‘boven’ gesloten, dat ik niet zelf uit het leven zou stappen, met het tegenverzoek of ze het (het leven) dan niet al te lang wilden laten duren…

En nu was mijn zus dood.  Zij die heel graag wilde leven! Zij die een gezond leven leidde, regelmatig sportte, nauwelijks dronk en net een mooie dochter had gekregen. In tegenstelling tot mijzelf die ’s ochtends als eerste een shaggie draaide, met enige regelmaat ’s nachts boven de plee hing na weer eens te veel te hebben gedronken, geen dagritme kende, en ’t liefst op pizza en koffie leefde.

Tijdens die wandeling accepteer ik dat Barbara er niet meer is, en bedenk dat het enige wat ik voor haar kan doen, is mijn energie gebruiken om in haar plaats te genieten van mijn eigen leven.

Een half jaar later ga ik naar Kenia om vrijwilligerswerk te doen. Iets dat al lang op mijn verlanglijstje staat. In Kenia leer ik ‘de andere kant’ van het leven kennen. Werk ik met kinderen voor wie honger en dorst de drijfveren van de dag zijn. Nooit heb ik gelukkiger kinderen ontmoet dan daar. Op een begrafenis raak ik met een vrouw in gesprek. Zij vertelt me hoe 1 van haar 2  jonge kinderen binnen 24 uur aan een goed te behandelen ziekte is overleden. Ik zie haar stralende en krachtige verschijning, en, met mijzelf en mijn gebroken moeder in gedachte, vraag ik haar hoe dat mogelijk is om er zo krachtig bij te staan na zo’n enorm verlies. Door haar reactie heen schemert haar verdriet en ze zegt heel eenvoudig en vanzelfsprekend ‘ik heb nòg een kind’.

Was mijn glas ooit bijna leeg, sinds deze reis is mijn glas altijd boordevol.

En dan zit ik hier in mijn stoel, te worstelen met opbouw schema’s en gevoel…